Woordenboek
woordenboek
- A
- Abdis overste van een Clarissenklooster
- Aureool gouden krans die wordt getekend om het hoofd van Jezus en de heiligen
- Altaar tafel van de eredienst (de mis), helemaal vooraan in de kerk
B
- Biechtstoel kerkmeubel tegen de wand in de kerk voor het afnemen van de biecht
- Brevier gebedenboek van kloosterlingen
C
- Chrisma zalfolie die bij doop, vormsel, ziekenzalving wordt gebruikt
- Ciborie zilveren of gouden kelk met deksel, om hosties te bewaren
- Clarissen zusters die de Heilige Clara volgen en die ook volgens de regel van Franciscus leven
- Completen laatste gebed voor het avondmaal; kijk ook bij Officie
D
E
F
G
- Gardiaan de overste (de baas) van een minderbroedersklooster, “gardiaan” betekent ook “beschermer”
- Gelofte plechtige belofte wie wilde intreden bij de minderbroeders moest drie geloften afleggen : gehoorzaamheid, kuisheid en armoede
- Graduale het boek waarin de gezangen voor de mis staan
H
- Habijt algemene naam voor de kleding van de kloosterlingen; voor de minderbroeders is dit een pij en een kap
I
- Infirmerie ziekenzaal in kloosters
- Initiaal grote, versierde beginletter in een handschrift of tekst
J
K
- Kansel preekstoel, hokje van waaruit de priester tot de kerkgangers preekt
- Kapittel bijeenkomst waarin kloosterlingen openbaar hun zonden vertellen en een straf krijgen
- Kazuifel bovenste deel van het misgewaad, zonder mouwen en meestal mooi versierd met een kruis, borduursels en gouddraad
L
- Lauden lofgebeden, worden opgezegd ’s nachts om 1u15; kijk ook bij Officie
M
- Martelaar iemand die vervolgd, gemarteld en soms gedood wordt voor zijn geloof
- Metten eerste gebeden van de nieuwe dag, worden ’s nachts om 1u opgezegd; kijk ook bij Officie
- Miniatuur schilderijtje of afbeelding in het klein, als versiering bij een beginletter in een handschrift
- Minderbroeders Franciscus en zijn broeders wilden “de mindere” zijn en werden
daarom “minderbroeders” genoemd - Monstrans versierd vaatwerk met een ronde opening voor het tonen van de hostie
N
- Nonen voormiddaggebed; kijk ook bij Officie
- Novice iemand die een proefjaar in een klooster doorbrengt
O
- Officie alle gebeden die de broeders op één dag en op vaste uren moeten bidden vormen samen het officie (in volgorde : metten, lauden, priemen, tertsen, sexten, nonen, vespers en completen)
P
- Pandgang overdekte gang die om de binnenhof van het klooster loopt, het hart van de kloostergebouwen
- Pij eenvoudig kleed van grove wollen stof gedragen door een kloosterling
- Priemen ochtendgebed; kijk ook bij Officie
R
- Reliek ook genoemd : relikwie, overblijfsel van een heilige, dat vereerd wordt
S
- Sacristie kamer bij de kerk waarin alles bewaard wordt wat nodig is voor de mis
- Sexten voormiddaggebed; kijk ook bij Officie
- Stigmata wondtekens van Jezus, in de handen, voeten en in de zij; Franciscus van Assisi had deze ook
T
- Tertsen ochtendgebed; kijk ook bij Officie
- Tonsuur geschoren kruin van priesters of kloosterlingen
U
V
- Vespers avondgebed; kijk ook bij Officie
W
- Wijwater water dat door de priester is gezegend en waarmee gelovigen zich besprenkelen bij het binnenkomen van een kerk
Z